“Mijn drukpak, dat is mijn bescherming”
Maarten was veertien toen het ongeval gebeurde. Hij is er nog niet klaar voor om zijn littekens te laten zien aan de buitenwereld, ook 2 jaar na zijn ongeval.
“We hadden een kampvuur. Ik schopte op een brandend potje, omdat de vlam te dicht bij een boom kwam. Ik wou het in de vijver schoppen. Maar het keerde zich om en ik kreeg een steekvlam over mij. Ik stond in brand en mijn enige reflex was: rennen en nog eens rennen. Maar zo wakkerde ik de vlammen natuurlijk alleen maar aan. ‘Spring in de vijver’, riep mijn vriend. Ik heb dat gedaan, maar omdat het vuil water was ben ik er snel weer uitgekomen. Ik dacht dat het vuile water niet goed was. Achteraf bekeken had ik er veel langer in moeten blijven. De buurvrouw was verpleegster en heeft me meteen onder de douche gezet. Intussen had mijn vriend al de ambulance en mijn moeder gebeld. Ik weet nog dat ik het moment zelf echt dacht dat ik dood ging. Pijn had ik niet. De grens was overschreden. Maar voor de rest weet ik er niet zo heel veel meer van.”
“Ik schaam me niet om mijn littekens. Maar toch laat ik ze liever niet zien. Onlangs moest ik het enkele weken zonder drukpak doen, en dat was moeilijk. Alsof mijn bescherming verdwenen was. Ik krijg ook vaak reacties van ‘Allez, er is nu toch niets te zien’, maar dat is natuurlijk niet waar. Ze zeggen dat maar omdat mijn gezicht gaaf is gebleven. ‘Het is dan toch nog goed afgelopen’, zeggen mensen me dan. Maar ik heb helemaal niet het gevoel dat het afgelopen is. Dat zal het nooit zijn. Net na het ongeval had ik veel schuldgevoelens. ‘Hoe heb ik toch zo stom kunnen zijn?’ Maar langzaamaan heb ik het omgedraaid. ‘Ik ben de pechvogel, niet de dommerik.’ Sindsdien gaat het beter.”
“Ik maakte me in het begin veel zorgen om mijn kunsthuid. ‘Als ik val, groeit dat dan terug?’ Van die dingen. Ik was ook heel bang dat ik nooit nog gitaar zou kunnen spelen, mijn handen waren verbrand. En dat mijn concentratievermogen aangetast zou zijn door de vijf weken coma. Maar dat is allemaal niet zo. Met mijn mama heb ik door het ongeval wel een heel speciale band. Zij heeft zolang zo intens voor mij gezorgd.”
“Alleen was het ons nooit gelukt”
De mama van Maarten.
“Vrijdag 13 april 2007. Een stralende lentedag met temperaturen tot 27° hier in Limburg. En toch zou dit de zwartste dag van ons leven worden. Onze oudste zoon Maarten raakte toen zwaar verbrand. Hij liep diepe tweede- en derdegraads brandwonden op over zestig procent van zijn lichaam, van hals tot voeten. Tot dan had het geluk ons alleen maar toegelachen. We hadden vier schatten van kinderen. Mijn man Bart had een florerende zaak als tuinaannemer en ikzelf genoot van mijn job als leerkracht.”
“Bart en ik beseften al vrij snel de ernst van de zaak, maar op een of andere manier drong het niet echt tot ons door. We vragen ons vaak nog af hoe we die periode overleefd hebben. De eerste dagen, zelfs weken, leefden we haast op automatische piloot. Vaak was het alsof we naast onszelf liepen. Alsof we ons leven niet zelf leefden, maar werden geleefd. Alles leek zo irreëel.”
“Maarten was er fysiek heel erg aan toe. Op zulke momenten besef je pas hoe broos een mensenleven is. Voor je het goed en wel beseft leef je als een plantje. En toch maakten we ons aanvankelijk vooral zorgen of hij het mentaal wel zou aankunnen. De eerste dagen verweet hij zichzelf voortdurend dat hij een grote dommerik was. Dat we hem zo vaak gewezen hadden op gevaren, maar dat hij “weer maar eens” niet naar onze raad had geluisterd. We hebben ons uiterste best gedaan om dat uit zijn hoofd te praten. Om zijn immense schuldgevoelens om te buigen tot zelfrespect en zelfvertrouwen. Wie heeft als kind tenslotte nooit met vuur gespeeld? Hij heeft alleen pech gehad dat het bij hem verkeerd afgelopen is.”
“Na enkele dagen hielden de zelfverwijten op. Hij vroeg zich af waarom uitgerekend hij dan zo’n pechvogel was. Vanaf dat moment beseften Bart en ik dat hij het wel te boven zou komen. Het zou een lange en moeilijke weg worden. Maar stapje voor stapje zouden we samen uit dat diepe dal proberen te klauteren. En die hoge berg beklimmen die voor ons lag.”
Duizend en één vragen
“Alleen was ons dat nooit gelukt. Maar gelukkig konden we rekenen op de steun en liefde van heel wat mensen. Het medeleven was immens, zelfs een beetje overdonderend. Ik ben dan beginnen mailen naar familie en vrienden over elk klein stapje in Maartens genezingsproces. Bij iedere operatie gingen de duimpjes massaal de lucht in, werden kaarsen gebrand, gebedjes gepreveld. Iedereen was me erg dankbaar voor mijn uitgebreide briefing. Maar eigenlijk moeten wij hen dankbaar zijn. Om ons de kracht te geven om overeind te blijven.”
“Ook de mensen van het brandwondencentrum van Gasthuisberg zijn we oneindig dankbaar. Maarten lag er vier maanden in strikte isolatie. Parels van mensen, en samen een pracht van een team. Vanaf de eerste dag voelden we hun bezorgdheid. Niet alleen voor Maarten, maar voor ons hele gezinnetje. Alles legden ze ons haarfijn uit. Elk stapje en elke mogelijke complicatie. We hadden echt geen behoefte om elders op zoek te gaan naar informatie.”
“Ook tegenover Maarten zelf waren ze altijd open en eerlijk. Mondjesmaat probeerden ze hem duidelijk te maken wat hem nog te wachten stond. Ze wonden er geen doekjes om, ze vertelden hem altijd de waarheid. Dat was nodig, want ze hadden samen een lange weg te gaan. En Maarten maakte het ze niet makkelijk: hij dacht altijd nét iets verder dan ze verwachtten. Ze hadden snel door dat hij een pienter baasje was dat met duizend en één vragen zat. Het was soms wikken en wegen wat ze hem al konden vertellen en hoe. Maar ze slaagden er keer op keer weer in om zijn vertrouwen te winnen en hem mee vooruit te krijgen.”
Innige reünie
“Nu nog ‘mogen’ we regelmatig op controle gaan in Leuven. Dat is voor Maarten nog altijd een feest. Dat zij nog steeds achter hem staan en hem nog altijd aanmoedigen, geeft hem heel veel kracht en energie om door te zetten. Voor zijn arts heeft Maarten een mateloze bewondering. Sinds zijn ongeval droomt hij er zelfs van om zelf chirurg te worden om andere brandwondenpatiënten te helpen.”
“Ook onze andere kinderen Quinten (12), Jakob (10) en Judith (9) hebben ons in die periode met onnoemelijk veel liefde en geduld omringd. Hoe moeilijk de periode ook was voor hen. Ze moesten heel wat aandacht van ons missen. En ook zij zaten met heel veel vragen. Maar wat het ergste was: ze misten hun grote broer. Ruim 2,5 maand hebben ze hem niet kunnen zien. Pas eind juni mochten ze mee op bezoek. We keken er allen ontzettend hard naar uit. Het was een innig mooi moment, de reünie van ons gezinnetje rond Maartens ziekenbed.”
“Sommige dagen ging het ons compleet niet. 26 april, bijvoorbeeld. Die dag zou Maarten de langste van zijn elf operaties ondergaan. Zijn dode huid zou overal weggehaald worden en hij zou over zijn hele lichaam met integra, een kunstlederhuid, bedekt worden. Ik had 's morgens Maarten nog even gebeld. Maar goed ook, want nadien begon hij aan zijn ‘schoonheidsslaapje’ van bijna vijf weken. Zolang werd hij in een kunstmatige coma gehouden, want voor de goede aanhechting van die integra mocht hij absoluut niet bewegen. Een helse dag. Een van de angstigste uit ons leven. Gelukkig hebben we niet veel van die dagen moeten meemaken. We hebben het allemaal overleefd, letterlijk en figuurlijk. En hoewel nog geregeld een flashback oprispt, proberen we toch zoveel mogelijk vooruit te blikken.”
Pukkelpopticket
“En hoe deed Maarten zelf het al die tijd? Wel, onvoorstelbaar goed. Hoe kranig was hij. Want wat heeft die jongen niet moeten verdragen? En toch waren de dagen dat hij in een dipje zat, zeldzaam. Vaak stonden we echt versteld van zijn moed. En hij was niet mals voor zichzelf: bij zijn revalidatie legde hij de lat soms zo hoog dat we een onvermijdelijke teleurstelling verwachtten. Maar hij moest, wou en zou slagen. En dat gebeurde ook, keer op keer.”
“Sinds zijn thuiskomst uit het ziekenhuis heeft hij echt heel hard gewerkt. Alles moest hij opnieuw leren: zitten, staan, lopen, fietsen. Zijn lichaam was helemaal verzwakt, zijn spieren verslapt. Hij woog maar 35 kg meer. Maar hij ging er keihard tegenaan. Op 15 augustus kwam hij uit het ziekenhuis en op 1 september ‘zat’ hij al met zijn bandje op het podium gitaar te spelen tijdens een concertje. En ze wonnen dan nog de publieksprijs. Ook wou hij zo snel mogelijk naar school, zijn vakantie had wel lang genoeg geduurd. De eerste maanden kon hij alleen maar halve dagen naar school gaan. Hij heeft zijn jaar ook overgedaan. We wisten niet hoe de zware medicatie zijn concentratievermogen had beïnvloed. We wilden hem niet nodeloos opzadelen met leerproblemen die hij tot dan toe nooit gekend had. Hij is nog altijd blij dat we die beslissing genomen hebben. Daardoor kon hij zich volledig toeleggen op zijn revalidatie en boekte hij zienderogen vooruitgang.”
“Soms sloot hij zelfs deals met ons. Zo wou hij vorig jaar een krachtinspanning leveren en een poging wagen om 45 minuten lang ‘lopen’ op de loopband bij zijn kinesiste in ruil voor een Pukkelpopticket. Hij ging er zo hard tegenaan dat zijn knie overbelast raakte. Dus ja, hij heeft genoten van zijn dubbel en dik verdiende Pukkelpopfestival.”

Feestdag
“Intussen zijn we ruim twee jaar verder. En ook al lijkt zijn revalidatie voor de buitenwereld van een leien dakje te lopen, niets is minder waar. Het is en blijft voorlopig een hele opgave, elke dag weer. Drukkleding aan romp, armen, benen en voeten met daaronder overdag nog siliconenflappen op verschillende plaatsen en ’s nachts een siliconenpakje. Kinesitherapie, twee keer per dag insmeren met een vochtinbrengende en jeukwerende crème. Het is echt niet niks: het kost ons dagelijks nog bijna anderhalf tot twee uur. Maar Maarten zal er zelden over mopperen. We proberen het plichtsbewust te doen, omdat we weten dat het zijn huid alleen maar mooier, zachter en soepeler zal maken.”
“Wel hebben we ons al dikwijls gelukkig geprezen dat zijn gezicht ongeschonden is. Zijn visitekaartje is hetzelfde gebleven als voor zijn ongeval. Hij kan zijn littekens verbergen en enkel laten zien aan wie en wanneer hij wil. Al zal Maarten niet eeuwig zijn littekens kunnen verbergen. Vroeg of laat zal hij er toch mee moeten naar buiten treden, al is het maar voor zijn naaste omgeving. Hij is heel erg gehecht aan zijn drukpak, een tweede huid voor hem. Het ooit moeten uitlaten zal mentaal heel zwaar voor hem worden. Maar beetje bij beetje zal hij ook die hindernis overwinnen.”
“Het leven zal nooit meer hetzelfde zijn, maar toch heeft Maartens ongeval eerder een positieve dan een negatieve invloed gehad. We hebben het gevoel dat het ons leven een heel speciale dimensie heeft gegeven, een meerwaarde zelfs. We houden heel wat fijne, warme herinneringen, gevoelens en vriendschapsbanden over die we koesteren en voor geen geld ter wereld meer zouden willen missen. Ook Maarten zelf ervaart soms gevoelens die je niet verwacht van iemand die nog zo jong is. Hij heeft al rijke inzichten voor zijn jeugdige leeftijd.”
“Maarten en ik hebben sinds 13 april bovendien een band die nooit meer stuk kan. Een heel speciale verbondenheid die we zonder zijn ongeval misschien wel nooit gehad zouden hebben. 13 april was een zwarte dag in ons leven. Maar sindsdien in ons gezinnetje ook een ‘feestdag’. Feest omdat we Maarten nog in ons midden hebben. De pijnlijke herinneringen worden verzacht door het besef dat Maarten alweer naar hartenlust kan stoeien en ravotten met broers, zus en vrienden. Dat hij niet meer aan de zijlijn moet staan toekijken. Dat hij weer midden in het leven staat en kan meegenieten. Dat hij zijn leven weer ten volle kan leven. Misschien wel bewuster dan ooit.”